SV | En Jonathan riep David, en Jonathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jonathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren [en] eergisteren. |
WLC | וַיִּקְרָ֤א יְהֹונָתָן֙ לְדָוִ֔ד וַיַּגֶּד־לֹו֙ יְהֹ֣ונָתָ֔ן אֵ֥ת כָּל־הַדְּבָרִ֖ים הָאֵ֑לֶּה וַיָּבֵ֨א יְהֹונָתָ֤ן אֶת־דָּוִד֙ אֶל־שָׁא֔וּל וַיְהִ֥י לְפָנָ֖יו כְּאֶתְמֹ֥ול שִׁלְשֹֽׁום׃ ס |
Trans. | wayyiqərā’ yəhwōnāṯān ləḏāwiḏ wayyageḏ-lwō yəhwōnāṯān ’ēṯ kāl-hadəḇārîm hā’ēlleh wayyāḇē’ yəhwōnāṯān ’eṯ-dāwiḏ ’el-šā’ûl wayəhî ləfānāyw kə’eṯəmwōl šiləšwōm: |
En Jonathan riep David, en Jonathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jonathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren [en] eergisteren.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Jonathan riep David, en Jonathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jonathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren [en] eergisteren.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!